datatechnicus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·ta·tech·ni·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord datatechnicus datatechnici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de datatechnicusm

  1. (beroep) iemand die deskundig is op het gebied van informatieverwerking
     Al zouden deze publieke identiteiten een nog betere cover zijn voor een terrorist dan de minder opvallende banen als datatechnicus, ingenieur, verpleegster en boekhouder van de Deense Appels.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149