datatechnicus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- da·ta·tech·ni·cus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van data zn en technicus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | datatechnicus | datatechnici |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de datatechnicus m
- (beroep) iemand die deskundig is op het gebied van informatieverwerking
- ▸ Al zouden deze publieke identiteiten een nog betere cover zijn voor een terrorist dan de minder opvallende banen als datatechnicus, ingenieur, verpleegster en boekhouder van de Deense Appels.[1]
Gangbaarheid
- Het woord datatechnicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149