daler
Uiterlijk
- da·ler
- Naamwoord van handeling van dalen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | daler | dalers |
verkleinwoord |
de daler m
- iets of iemand die kleiner, lager of minder wordt
- Het afgelopen seizoen kwamen er 5,7 miljoen toeschouwers naar eredivisieduels. Dat is een kleine daling ten opzichte van een seizoen eerder, maar internationaal gezien niet slecht, zo meldt Voetbal International deze week. Heracles Almelo is één van de grootste dalers ten opzichte van 2017. [1]
- Enschede sterkste daler: Enschede kromp het afgelopen half jaar het sterkst: met 419 mensen. Ook in Oldenzaal (-98) en Twenterand (-74) was de krimp relatief groot. Oorzaak? Het CBS noemt onder meer de langdurige griepepidemie als mogelijke reden voor de krimp. De griepgolf duurde tot halverwege april en zorgde er met name voor dat in de eerste drie maanden van dit jaar vooral mensen van 65 jaar en ouder overleden. [2]
- Het woord daler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daler" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tubantia Stan Waning 24-05-18 Stadionbezoek Heracles Almelo met 5 procent gedaald
- ↑ Tubantia Martijn Bekhuis & Rutger Borgerink 31-07-18 Twente krimpt: Enschede en Oldenzaal sterkste dalers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be