dakhaas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dak·haas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dak en haas [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakhaas | dakhazen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dakhaas m
- iemand die veel op het dak is, een dakdekker
- (schertsend) kat (al dan niet bestemd voor de maaltijd)
- (pejoratief) stom, vervelend persoon zonder duidelijke betekenis
- ▸ 'Achterlijke dakhazen met hun idiote prijzen,' zei hij, het kwam duidelijk recht uit het hart.[2]
Gangbaarheid
- Het woord dakhaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dakhaas" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ dakhaas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Schertsend in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 36 %