Naar inhoud springen

dagenlang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·gen·lang
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen dagenlang
verbogen dagenlange
partitief dagenlangs

Bijvoeglijk naamwoord

dagenlang

  1. meerdere dagen durend
    • Dagenlange onderhandelingen op het scherp van de snede gingen aan het akkoord vooraf. 
    • Maarten van der Weijdens tweede Elfstedenzwemtocht zit er op! Na dagenlang zwemmen tikte hij vandaag iets na half acht 's avonds aan in Leeuwarden. [1] 
     Na dagenlang rijden kwamen zij op een hoge bergwei en het 'pad werd nu zo steil, dat Pietje en Sint de paarden bij de teugel namen en te voet naar boven klommen.[2]
Vertalingen

Bijwoord

dagenlang

  1. gedurende meerdere dagen
    • Dat ongeval leidde dagenlang tot treinstremmingen. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tubantia 24 jun. 2019 Van der Weijden flikt het: ‘Van bijna elke slag genoten!’
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 12
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be