dabben

Uit WikiWoordenboek
1. een dansbeweging maken waarin men het hoofd laat zakken terwijl de arm en elleboog opzij omhoog worden geworpen

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
dabben
gedab


Woordafbreking
  • dab·ben
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dabben
dabde
gedabd
zwak -d volledig

Werkwoord

dabben

  1. inergatief een dansbeweging maken waarin men het hoofd laat zakken terwijl de arm en elleboog opzij omhoog worden geworpen
    • In 2016 was de koning even aan het dabben. 
  2. inergatief (van paarden) met de voorpoten stampen
  3. inergatief met handen of voeten de grond overhoop halen, wroeten, baggeren
  4. overgankelijk opgraven of juist begraven
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de dabbenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dab

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen