cocooning

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·coo·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord cocooning cocoonings
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cocooningv / m

  1. het zich terugtrekken in de veilige huiselijke sfeer; het zich afsluiten van de boze buitenwereld
    • Actrice Carolien Spoor kan goed wennen aan het moederschap. Vandaag chilt ze met baby Otis op de bank, iets dat de kersverse mama omschrijft al [sic!] cocooning. Otis slaapt vredig door. [1] 
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen