clubgeest
Uiterlijk
- club·geest
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clubgeest | |
verkleinwoord |
de clubgeest m
- het gevoel bij elkaar te horen dat mensen hebben die lid zijn van een (sport)club
- "Ik begon bij de Landelijke Rijvereniging, en haalde meer dan behoorlijke resultaten. De eerste jaren was ik vooral bezig met amusement, en niet met winnen of verliezen. Later kwam de competitiegeest meer boven. Maar ik heb altijd een evenwicht tussen de clubgeest en prestatie willen bewaren." [2]
- Onze club telt momenteel 43 leden. Dat zijn allemaal mensen die bonsai een warm hart toedragen. We willen niet alleen de bonsaikunst hoog houden, maar ook de clubgeest met een gezellige babbel en drankje op peil houden. [3]
- "De clubgeest en het clubhuis vormen de belangrijkste pijlers van onze tennisclub", zegt Geert De Raeve. [4]
- Het woord clubgeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "clubgeest" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 19 augustus 2005 W. Verschelden Deel de passie. Tinne Rombouts (CD&V) "Paard en ruiter winnen samen"
- ↑ De Standaard 3 mei 2008 S. Luyckx 'Bonsai is geen kwetsbaar boompje'
- ↑ De Standaard 13 februari 2008 Tennisclub GTC blaast dertig kaarsjes uit
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %