checkt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • checkt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitchecken

checkt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitchecken
    • Jij checkt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitchecken
    • Hij checkt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitchecken
    • Checkt uit! 

Gangbaarheid