castrum

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Castrum, 1 Praetorium 2 Via Praetoria 3 Via Principalis 4 Porta Principalis Dextra (rechterpoort) 5 Porta Praetoria (hoofdpoort) 6 Porta Principalis Sinistra (linkerpoort) 7 Porta Decumana (achterste poort)
Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·trum
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord castrum castra
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

castrum o

  1. (geschiedenis) een vesting of kleine nederzetting waarin soldaten gelegerd waren
     Niet lang daarna woont een heer van Diepenheim in zijn castrum, een stadje met soldaten, bij watermolen De Haller, één van de oudste watermolen van ons land.[1]
     Bij Castrum Peregrini is tussen 1942 en 1986 sprake geweest van seksueel overschrijdend gedrag. Spilfiguur van het culturele genootschap Wolfgang Frommel heeft zich schuldig gemaakt aan misbruik van 12- tot 16-jarigen, die in sommige gevallen bedwelmd werden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Marcel Tettero
    “Canon van Stedeke is al klaar” (13-02-2013), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Koen Voskuil
    “Commissie: Misbruik van 12- tot 16-jarigen bij Castrum Peregrini” (06-05-2019), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be