castigeren
Uiterlijk
- Geluid: castigeren (hulp, bestand)
- cas·ti·ge·ren
- uit het Latijn [1]
castigeren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
castigeren |
castigeerde |
gecastigeerd |
zwak -d | volledig |
- tuchtigen, bestraffen, kastijden
- ontdoen van ongewenste, vulgaire of aanstootgevende passages
- [2] kuisen, censureren, zuiveren
- Het woord castigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "castigeren" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ castigeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be