Naar inhoud springen

casanova

Uit WikiWoordenboek
  • ca·sa·no·va
  • In de betekenis van ‘vrouwenversierder’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • Van de persoonsnaam Giacomo Casanova, een Italiaanse avonturier uit de 18e eeuw
enkelvoud meervoud
naamwoord casanova casanova's
verkleinwoord

casanova m

  1. een geobsedeerde versierder met sterke verleidingsstrategieën
    • Hij keek me aan met de ogen van een casanova. 

Het woord wordt met een kleine letter geschreven, omdat het niet langer de persoon Casanova aanduidt, maar een algemene aanduiding voor rokkenjager geworden is. Andere voorbeelden zijn abraham, swiebertje, donjuan, janklaassen en judas.

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]