carnavalsmaandag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·na·vals·maan·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carnavalsmaandag carnavalsmaandagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de carnavalsmaandagm

  1. de laatste maandag voor Aswoensdag; de maandag van het carnavalsfeeste
     De traditie is niet te verwarren met het Metworstrennen, dat morgen plaatsvindt. Dat is een eeuwenoude paardenrace die elk jaar op carnavalsmaandag in Boxmeer wordt gehouden.[1]
     Joshua de L. (20) uit Tienray moet twee jaar de gevangenis in voor het doodsteken van de 21-jarige Guus Janssen op carnavalsmaandag dit jaar in Horst in Limburg. Ook kreeg hij van de rechter onvoorwaardelijke jeugd-tbs opgelegd.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Carnavalszondag: naar de kerk, grote optochten en topdrukte in Den Bosch” (Zondag 19 februari, 15:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “2 jaar jeugddetentie en jeugd-tbs voor fatale steekpartij carnaval” (Dinsdag 25 oktober 2022, 15:08), NOS