calqueren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cal·que·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘natrekken van tekening’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1]
  • afgeleid van het Franse calquer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calqueren
calqueerde
gecalqueerd
zwak -d volledig

Werkwoord

calqueren

  1. overgankelijk op doorschijnend papier of linnen overtrekken
    • Zij calqueerde de tekening tot in de kleinste details. 
Vertalingen

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen