calcineren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cal·ci·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calcineren
calcineerde
gecalcineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

calcineren

  1. overgankelijk (scheikunde) blootstellen aan hoge temperaturen onder zuurstofrijke omstandigheden
    • Deze kaolien wordt eerst nog gecalcineerd. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen