bunder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bun·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘vlaktemaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1101 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bunder bunders
verkleinwoord bundertje bundertjes

Zelfstandig naamwoord

bunder m en o

  1. (geschiedenis), (eenheid) oude oppervlaktemaat, die in Nederland in 1816 werd gelijkgesteld aan 1 hectare of 10.000 vierkante meter en in 1937 is afgeschaft
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen