buitenfestival

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·fes·ti·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenfestival buitenfestivals
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het buitenfestivalo

  1. feestelijk evenement in de buitenlucht
     Die testevenementen gaan van klein naar groot en van binnen naar buiten. De bedoeling is om te beginnen met een binnen-evenement met een paar honderd bezoekers, vergelijkbaar met een bioscoop- of theatervoorstelling. Uiteindelijk moet worden geëxperimenteerd met een buitenfestival met 10.000 proefpersonen.[1]
     In het Julianapark in Venlo was het vanavond eindelijk zover: voor het eerst sinds corona is er een groot buitenfestival. Stereo Sunday, dat ondanks de naam vandaag en morgen wordt gehouden, trekt over twee dagen 20.000 bezoekers.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Evenementenbranche hoopt op akkoord RIVM voor testen” (Donderdag 8 oktober 2020, 11:08), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Eindelijk weer een festival, zo gaan ze los bij Stereo Sunday” (Vrijdag 2 juli 2021, 21:34), NOS