bruinoog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bruin·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bruinoog | bruinogen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bruinoog o
- iemand met bruine ogen
Gangbaarheid
- Het woord 'bruinoog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bruinoog" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be