breit aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breit aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanbreien

breit (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreien
    • Jij breit aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreien
    • Hij breit aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbreien
    • Breit aan! 

Gangbaarheid