bondsminister

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds·mi·nis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bondsminister bondsministers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bondsministerv / m

  1. (politiek) hoofd van een ministerie van een bondsrepubliek
     Bondsminister De Maizière van Binnenlandse Zaken benadrukte op een persconferentie dat het nog niet vaststaat dat er een verband met internationaal moslimterrorisme is. Hij beklemtoonde dat de man in de war was en al een tijdje werd behandeld door een psychiater.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Dader Ansbach was IS-aanhanger” (Maandag 25 juli 2016, 16:10), NOS