boes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boes | boezen |
verkleinwoord | boesje | boesjes |
Zelfstandig naamwoord
- (veeteelt) (Zuidhollands) deel van een koestal, waar de koeien met hun achterpoten staan
- schommel
- drankje
Gangbaarheid
- Het woord boes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boes" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ boes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be