boeker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boe·ker
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van boeken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boeker | boekers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de boeker m
- iemand die een zakelijke afspraak maakt met of voor een artiest
- ▸ Van Hulten kan het nauwelijks geloven. ,,Drieënhalve week terug was ik nog een fan met een ideetje. Nu ben ik zijn boeker en film ik hem voor een documentaire.’’[2]
- ▸ Geen festivalprogrammeur hoopt het ooit mee te maken: een headliner die uit het niets afzegt en je met een berg problemen opzadelt. Thijs Vogels, een van de boekers van metalfestival Jera on Air net over de Brabantse grens, is er kapot van.[3]
- iemand die een reservering maakt voor een reis
- ▸ Voor de toekomst verwacht lector toerisme Paul Peeters geen radicale veranderingen. Nog steeds Frankrijk en Duitsland dus als favoriete vakantiebestemmingen in het buitenland. Wel kijkt hij met argusogen naar de stedentrips: "New York staat dit jaar bij een aantal boekers opeens bovenaan het lijstje van meest geboekte stedentrips, dat is echt zorgelijk".[4]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord boeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boeker" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Hannah Stöve“‘Wonderkind’ van het ballet op Lowlands” (10-08-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron Sebastiaan Quekel“Drama voor boeker Jera on Air na plotse afzegging headliner: 'Ze stonden te klein op de poster’” (15-02-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron “'Nederlanders zijn eigenlijk hele saaie vakantiegangers'” (10-01-2019), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be