boedelredder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·del·red·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boedelredder boedelredders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boedelredderm

  1. (juridisch) uitvoerder van een testament
  2. (juridisch) uitvoerder van een faillissement
     Striptekenaars zijn boos op de curator van het failliete stripmuseum Strips! in Rotterdam. De boedelredder zou 75 euro vragen aan striptekenaars die hun uitgeleende werken terug willen halen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Striptekenaars boos op curator Rotterdams stripmuseum” (Zaterdag 19 augustus 2017, 18:28), NOS