boedel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boe·del
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geheel van roerende goederen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1282 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boedel | boedels |
verkleinwoord | boedeltje | boedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
boedel m
- geheel van iemands roerende goederen
- iemands vermogen, in het bijzonder zijn nalatenschap of de goederen in zijn faillissement (juridisch)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord boedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "boedel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.