bochelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·che·laar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van bochelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bochelaar | bochelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bochelaar m
- iemand die hard en moeilijk werkt
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'bochelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bochelaar" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be