blokker
Uiterlijk
- blok·ker
- Naamwoord van handeling van blokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blokker | blokkers |
verkleinwoord | blokkertje | blokkertjes |
de blokker m
- iemand die hard studeert.
- Hij was een echte blokker die al weken voor zijn examen heel hard aan het studeren is.
- ▸ Zelf had ik er geen problemen mee om met blokkers te praten, Ze waren niet besmettelijk en ik was de beste in handbal van de klas, de een-na-beste in toestellengymnastiek en bovendien ploegleider.[1]
- verkorting van blokkeerder.
- Hij gebruikte bèta-blokkers tegen hoge bloeddruk.
- Het woord blokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blokker" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be