blokker
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blok·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van blokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blokker | blokkers |
verkleinwoord | blokkertje | blokkertjes |
Zelfstandig naamwoord
blokker m
- iemand die hard studeert.
- Hij was een echte blokker die al weken voor zijn examen heel hard aan het studeren is.
- verkorting van blokkeerder.
- Hij gebruikte bèta-blokkers tegen hoge bloeddruk.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord blokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "blokker" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be