bindend
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bin·dend
Werkwoord
vervoeging van: | binden |
verbogen vorm: | bindende |
bindend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bindend | bindender | bindendst |
verbogen | bindende | bindendere | bindendste |
partitief | bindends | bindenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bindend
- dwingend, niet vrij opzegbaar
- Dit is een bindend contract dat alleen door een rechterlijke uitspraak ontbonden kan worden.
- Na het eerste jaar krijgt de student een bindend studieadvies.
- gemeenschappelijk
- ▸ Dat de locaties waar onze persoonlijke drama's zich hebben voltrokken in principe de bindende factor zijn.[1]
Synoniemen
- [1] verplicht, imperatief,
Gangbaarheid
- Het woord bindend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bindend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be