bijweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijweg bijwegen
verkleinwoord bijweggetje bijweggetjes

Zelfstandig naamwoord

de bijwegm

  1. een kleinere secundaire weg
    • Het probleem is dat er een stadsklimaat moet ontstaan. Het is niet alleen wonen, er wordt ook gewerkt, er zijn openbare plaatsen, hoofd- en bijwegen, voetgangersgebieden. Er moet een mix ontstaan van alle mogelijke functies.” [2] 
    • Het is de enige dag in het joodse jaar waarop vaders hun kinderen op straat leren fietsen zonder steunwieltjes, grote groepen kinderen en tieners op hoofd- en bijwegen tochten maken en de racefietsers ongehinderd honderden kilometers kunnen rijden zonder in de ongevallenstatistieken te belanden. [3] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen