bezigen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zi·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gebruiken’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • Afgeleid van bezig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezigen
bezigde
gebezigd
zwak -d volledig

Werkwoord

bezigen

  1. overgankelijk gebruik maken van iets
    • Er werden woorden gebezigd die beter niet gesproken hadden kunnen worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen