Naar inhoud springen

bevlogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vlo·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bevliegen

bevlogen

  1. meervoud verleden tijd van bevliegen
    • Wij bevlogen. 
    • Jullie bevlogen. 
    • Zij bevlogen. 
  2. voltooid deelwoord van bevliegen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bevlogen bevlogener bevlogenst
verbogen bevlogenste
partitief bevlogens bevlogeners -

Bijvoeglijk naamwoord

bevlogen

  1. met grote passie, met veel inspiratie, met grote ijver
    • Hij was een bevlogen medewerker bij artsen zonder grenzen. 
    • Hij hield een bevlogen speech om zijn politieke idealen te promoten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be