bevangen
Uiterlijk
- be·van·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevangen |
beving |
bevangen |
klasse 7 | volledig |
bevangen
- iemand grijpen, overmeesteren
- Hij raakte bevangen door de hitte.
- De angst beving hem.
stellend | |
---|---|
onverbogen | bevangen |
verbogen | - |
bevangen
- gegrepen, overmeesterd
- Meerdere door de hitte bevangen mensen zijn in het ziekenhuis opgenomen.
- ▸ Hij keek haar aan met gloeiende ogen die door een mysterieuze koorts leken bevangen.[1]
- vervoeging van bevangen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | bevangen… |
geen verbogen vorm |
bevangen
- voltooid deelwoord van bevangen
- Het woord bevangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevangen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Voltooid deelwoord gelijk aan onbepaalde wijs
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %