bestelt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stelt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbestellen

bestelt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbestellen
    • Jij bestelt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbestellen
    • Hij bestelt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbestellen
    • Bestelt af! 

Gangbaarheid