beroepscarrière
Uiterlijk
- be·roeps·car·ri·è·re
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepscarrière | beroepscarrières |
verkleinwoord |
- de loopbaan als beroepsbeoefenaar
- ▸ Het was niet te veel gevraagd en hij had nog steeds een knagend slecht geweten omdat hij was afgehaakt voor de solidariteitsreis van de zomer naar de Palestijnse bevrijdingsbeweging om er in plaats daarvan tussenuit te knijpen naar Aken, hopeloze verliefdheid en een beroepscarrière.[1]
- Het woord beroepscarrière staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535