balkonnade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·kon·na·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balkonnade balkonnades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de balkonnadev

  1. (muziek) muziekuitvoering op een balkon
     Ik noem er enkele: lockdownparty’s, quarantainekilo’s, bierviltjesvirologie, vouchervakantie, hand-op-handcontact, ontwijkstress, raamvisites, anderhalvemetersamenleving en balkonnade.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Tekenaar Fokke & Sukke wint Groot Dictee” (Zaterdag 7 november 2020, 14:08), NOS