bakkerskraam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·kers·kraam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakkerskraam bakkerskramen
verkleinwoord bakkerskraampje bakkerskraampjes

Zelfstandig naamwoord

de bakkerskraamv / m

  1. marktkraam waar men brood en banket verkoopt
     Het personeel van de winkel wist de man in eerste instantie vast te houden, maar de man wist zich toch aan zijn bewakers te onttrekken en vluchtte naar buiten via een bakkerskraam die voor de winkel stond. De eigenaar van de kraam dacht dat de man hem had bestolen, zette de achtervolging in en wist de man staande te houden.[1]
     Het slachtoffer had bij een bakkerskraam koeken gekocht voor een docent van school toen de jongens haar lastig vielen. Zij wilden een koek die zij hen niet gaf.[2]
     De 46-jarige stond in het weekend met zijn vrouw en zoontje aan een bakkerskraam, waar drie mannen van 20, 33 en 43 jaar oud pamfletten van de NPD uitdeelden.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Greep uit de kassa” (25-08-2008), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink Weblink bron “Meisje mishandeld na weigering koekje” (27-11-2008), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron
    bvb
    “Zwarte Brit gemolesteerd door Duitse neonazi’s” (24/08/2009), De Standaard