baden af
Uiterlijk
- ba·den af
vervoeging van |
---|
afbidden |
baden (…) af
- meervoud verleden tijd van afbidden
- Wij baden af.
- Jullie baden af.
- Zij baden af.
- Wij baden af.
- Het woord baden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.