baccarat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bac·ca·rat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kansspel met kaarten’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord baccarat -
verkleinwoord baccaratje baccaratjes

Zelfstandig naamwoord

het baccarato [4]

  1. (spel) gokspel met kaarten waarbij de (drie tot elf) deelnemers spelen tegen een bankhouder (baccarat banque) of onder elkaar (baccarat chemin-de-fer) en met twee kaarten en eventueel een derde, aanvullende kaart op negen of het dichtst daarbij uit moeten komen om de inzet te winnen
  2. fijn glaswerk met ruitjes oorspronkelijk afkomstig uit de Franse stad Baccarat [5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen