aanmatigend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ma·ti·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanmatigend aanmatigender aanmatigendst
verbogen aanmatigende aanmatigendere aanmatigendste
partitief aanmatigends aanmatigenders -

Bijvoeglijk naamwoord

aanmatigend

  1. arrogant, pretentieus
    • Het aanmatigend optreden van Jan I maakte hem niet populair bij de adel. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: aanmatigen
verbogen vorm: aanmatigende

aanmatigend

  1. onvoltooid deelwoord van aanmatigen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be