Naar inhoud springen

aristocraat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aris·to·craat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lid van adellijke oligarchie’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
  • uit het Grieks[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aristocraat aristocraten
verkleinwoord aristocraatje aristocraatjes

Zelfstandig naamwoord

aristocraat m

  1. een persoon die lid is van de aristocratie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen