arbeidsinspecteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·beids·in·spec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidsinspecteur arbeidsinspecteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de arbeidsinspecteurm

  1. (beroep) iemand die toeziet op de arbeidsomstandigheden voor werknemers
     Een ongeluk als dat van Dennis is niet zeldzaam. "Vallen van hoogte is een van de meest voorkomende ongevallen, aldus arbeidsinspecteur Michel Schenk. "Maar ook beklemming en afgesneden vingers door ongelukken met zaagtafels kom ik vaak tegen.[2]
     Volgens de internationale organisatie voor arbeidsomstandigheden ILO moet er in een modern industrieel land voor iedere 10.000 werknemers één arbeidsinspecteur zijn. "Nederland onderschrijft die afspraak. Maar er is hier maar één inspecteur op ongeveer 30.000 werknemers. Wij staan onder aan de Europese ranglijst", zegt Wim van Veelen, beleidsmedewerker arbeidsomstandigheden bij de FNV.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2023 Weblink bron “Gebarentaal moet bouw veiliger maken maar 'lost probleem van werkdruk niet op'” (Dinsdag 4 juni 2019, 20:00), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2023 Weblink bron “FNV: Arbeidsinspectie heeft zelf zaken niet op orde” (Dinsdag 17 januari 2017, 16:56), NOS