arbeidersmeerderheid
Uiterlijk
- ar·bei·ders·meer·der·heid
- samenstelling van arbeider zn en meerderheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidersmeerderheid | arbeidersmeerderheden |
verkleinwoord |
de arbeidersmeerderheid v
- (politiek) een meerderheid in een vertegenwoordigend lichaam die gevormd wordt door politieke partijen die opkomen voor de belangen van arbeiders
- ▸ Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten.[1]
- ▸ Het volk, dat dien weg opgaat, dat de toelagen zijner armenzorg door middel van een stel-‘ukasen’ zijner arbeidersmeerderheid omstempelt tot maatregelen van zoogenaamd ‘recht’, zal, eer het dat vermoedt, aan het eind der ‘schoone dagen’ zijn, juist als die boer, door wien de hen, die hem zijne gouden eieren legde, was geslacht.[2]
- Het woord 'arbeidersmeerderheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Weblink bron Mr. W. van der Vlugt“Onpartijdigheid in staatsbeleid.” (6 April 1911), DBNL