aquarist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·rist
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Engels. Morfologisch is aquarist een afleiding van aquarium met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aquarist aquaristen
verkleinwoord aquaristje aquaristjes

Zelfstandig naamwoord

de aquaristm

  1. iemand die een aquarium beheert en onderhoudt
    • Na een laatste aanvaring met een reuzenzeebaars vonden de aquaristen het tijd dat de twee haaien vertrokken.[2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen