aquarium

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bak voor waterdieren’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
  • Ontleend aan het Latijnse aquarium (of het Latijnse aqua (water) met het achtervoegsel -arium). Dit leenwoord vormt een doublet met het eeuwenoude leenwoord aker [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aquarium aquaria, aquariums
verkleinwoord aquariumpje aquariumpjes

Zelfstandig naamwoord

het aquariumo

  1. glazen bak met water waarin onderwaterflora en -fauna gehouden wordt met de bedoeling vissen, lagere dieren en/of planten te verzorgen, te tonen en/of te kweken.
    • Neem gerust een kijkje naar mijn aquarium vol goudvissen. 
    • Artis is beroemd om zijn aquariums. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /aˈku̯aːrɪˌʲʊm/
Woordafbreking
  • a·qua·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Gesubstantiveerd onzijdig enkelvoud van het bijvoeglijke naamwoord aquarius.

Zelfstandig naamwoord

ăquārĭum o

  1. drinkplaats voor het vee.
Verbuiging
Overerving en ontlening