antibioticakuur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  antibioticakuur    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• an·ti·bio·ti·ca·kuur

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  antibiotica zn  en  kuur zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	antibioticakuur	antibioticakuren
verkleinwoord	antibioticakuurtje	antibioticakuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de antibioticakuur v / m

1. (medisch) (farmacologie) een serie toedieningen van een antibacterieel middel die als geheel een infectieziekte kan genezen

   ▸ Terug in Nederland constateerde topsportarts Peter Vergouwen bij Vos een zware voorhoofdsholte- en keelonsteking. Die is zo hardnekkig, dat hij direct met een zwaardere antibioticakuur is begonnen.

   ▸ De bacterie waar het om gaat, Clostridium difficile, kan aandoeningen veroorzaken van milde diarree tot levensbedreigende darmontstekingen. Vooral oudere mensen die een antibioticakuur hebben gehad, zijn er vatbaar voor. Dat komt doordat antibiotica de natuurlijke balans van darmbacteriën verstoren.

Gangbaarheid

• Het woord antibioticakuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.