anno

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·no
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: in het jaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1513 [1]

Bijwoord

anno

  1. in het jaar
    • Dat dit anno 2023 nog kan gebeuren! 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Italiaans

enkelvoud meervoud
anno anni

Zelfstandig naamwoord

anno m

  1. jaar