allo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·lo
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

allo [2]

  1. hallo

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord allo allo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

allo

  1. (informeel) (afkorting) allochtoon

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Galicisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

allo

  1. (plantkunde) Allium sativum op Wikispecies knoflook