alliantie
Uiterlijk
- al·li·an·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bondgenootschap’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van het Franse alliance (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alliantie | allianties |
verkleinwoord | alliantietje | alliantietjes |
de alliantie v
- een bondgenootschap, verbond
- De bedrijven vormden een alliantie om concurrenten buiten de deur te houden.
- ▸ "In Rusland is de afgelopen weken en maanden terughoudend gereageerd op de mogelijkheid van een NAVO-lidmaatschap voor Finland en Zweden. Uit de commentaren proef je wrevel, men is in Moskou duidelijk 'not amused' en lijkt enigszins verrast door de stroomversnelling waarin dit proces ineens is gekomen. Maar concrete indicaties van een mogelijk Russisch antwoord op de uitbreiding van de alliantie zijn vooralsnog uitgebleven.[3]
1. een bondgenootschap
- Het woord alliantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alliantie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "alliantie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ alliantie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Finse politieke leiders willen toetreden tot de NAVO, Rusland ziet dreiging” (12 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be