allergie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·ler·gie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘overgevoeligheid voor bepaalde stoffen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allergie | allergieën |
verkleinwoord | allergietje | allergietjes |
Zelfstandig naamwoord
de allergie v
- (medisch) een ziek makende reactie van het immuunsysteem op lichaamsvreemde stoffen (allergenen).
- Hij heeft een ernstige allergie voor pinda's.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een reactie van het immuunsysteem op lichaamsvreemde stoffen (allergenen), die op zich helemaal niet schadelijk hoeven te zijn
Gangbaarheid
- Het woord allergie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allergie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "allergie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ allergie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be