allergie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ler·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘overgevoeligheid voor bepaalde stoffen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord allergie allergieën
verkleinwoord allergietje allergietjes

Zelfstandig naamwoord

de allergiev

  1. (medisch) een ziek makende reactie van het immuunsysteem op lichaamsvreemde stoffen (allergenen).
    • Hij heeft een ernstige allergie voor pinda's. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen