afwerpen
Uiterlijk
- af·wer·pen
- samenstelling van af bw en werpen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwerpen |
wierp af |
afgeworpen |
klasse 3 | volledig |
afwerpen
- overgankelijk iets van zich afschudden
- Zij slaagden erin het juk van de bezetter af te werpen.
- ▸ Eruit, ze moest de modder van zich afwerpen en naar Jeroen rennen.[1]
- ▸ Totdat Dor uiteindelijk, op zeker moment tijdens zijn duistere kwelling, de lethargie afwierp door de rand van een kleine steen scherp te maken en in de wanden te kerven.[2]
- ▸ " „Moet ik meteen weer op het ondier dat me afwierp klimmen om het te laten zien dat ik de baas ben?" Tom grijnsde.[3]
- vruchten afwerpen
gunstige resultaten opleveren
- • Een werkwijze die in de loop der jaren zijn vruchten had afgeworpen. [4]
- Het woord afwerpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwerpen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Mitch Albom“De klokkenmaker” (2012), SAGA, ISBN 9788726876796
- ↑ Victoria Holt“De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %