Naar inhoud springen

afslepen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 10:44 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • af·sle·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afslepen
sleepte af
afgesleept
zwak -t volledig

afslepen [1] [2]

  1. wegslepen
vervoeging van
afslijpen

afslepen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afslijpen
    • ...dat wij afslepen. 
    • ...dat jullie afslepen. 
    • ...dat zij afslepen. 
81 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]