afluisteraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·luis·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van afluisteren met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afluisteraar | afluisteraars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afluisteraar m
- iemand die stiekem meeluistert met een gesprek dat niet voor hem bedoeld is
Gangbaarheid
- Het woord afluisteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.